De schraag, de randstad en de regio





[Op 19 april 2004 presenteerde de Raad voor Cultuur zijn advies voor het kunstenplan 2005-2008. Het Cultureel Supplement publiceerde in de weken daaraan voorafgaand een serie 'vooradviezen' aan (toenmalig) staatssecretaris Medy van der Laan. 
Aflevering 3 betrof 'de regio'. NRCH/CS, 2 apr2004]



Volgens het ene woordenboek betekent schragen `steunen' of `stutten', volgens het andere `iets sterken'. De paukenist gebruikt een schraag voor zijn trommel, de museumconservator kan er zijn vitrine op kwijt en in het theater weten ze er ook wel raad mee.

Maar ook in het cultuurbeleid wordt geschraagd. Althans volgens staatssecretaris Medy van der Laan in haar in juli vorig jaar gepubliceerde Uitgangspuntenbrief Cultuur. ,,Ik wil in het cultuurbeleid meer recht doen aan de regio, omdat wat zich op cultureel gebied in de regio afspeelt schragend is voor het culturele leven in ons land.''

Je moet het wel twee keer lezen voor je het een beetje begrijpt. Want `regio' betekent letterlijk niet meer dan `streek' of `gebied'. En over welk gebied - of gebieden - want het ruikt naar meervoud - hebben we het hier?

Gelukkig biedt het woordenboek opnieuw houvast: regio betekent ook `Nederland buiten de randstad', de `provincie'. Waar dat precies begint wordt weliswaar niet vermeld maar, afgaande op het dagelijks spraakgebruik, is het daar ergens, waar het gemiddelde oog meer grasgroen ziet dan asfaltgrijs. Van der Laan moet met haar observatie menig hart hebben gestolen, zowel in de regio (`Tjonge, een fundament!') als in de Randstad (`Gelukkig, we staan er niet alleen voor').



Maar of ze gelijk heeft valt te betwijfelen, al was het maar omdat haar beeld van de schragende regio allerminst door de feiten worden geschraagd. In ieder geval niet door de feiten die zij zelf ter beschikking heeft gesteld: de waslijst van subsidieaanvragers in het kader van de cultuurnota. Wie zich daarover buigt en enig turfwerk verricht krijgt namelijk een heel ander beeld van `het culturele leven in ons land'. De lijst staat op de website van het ministerie en bevat de naam van 834 instellingen, met de vestigingsplaats en het aangevraagde bedrag.

Onder die 834 zal zich vast een enkeling bevinden die op de bonnefooi een aanvraag in elkaar heeft geknutseld. Maar het zullen uitzonderingen zijn. Het schrijven van een aanvraag en een begroting is een crime, om over de strenge eisen van het ministerie maar te zwijgen. Ergo, we mogen aannemen dat de 834 in vereniging een serieus beeld schetsen van cultureel Nederland.

Het document is weliswaar bedoeld om te lezen, maar met een handig computerprogrammaatje valt het om te bouwen tot een databestand dat eenvoudige vragen beantwoordt: wie? wat? waar? hoeveel? Waar nodig doet de rekenmachine de rest.

Het levert talloze wetenswaardigheden op. Dat 55 instellingen `museum' heten, bijvoorbeeld, en dat 41 aanvragers in naam aan `theater' doen en 3 aan `theatre'. Maar ook deze: dat de geografische spreiding van al die aanvragen opmerkelijk scheef is. Meer dan de helft van aanvragers (492) blijkt gevestigd in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag en tekent in op tweederde van de 655 miljoen euro die op het verlanglijstje van heel cultureel Nederland staat. De provincies Noord- en Zuid-Holland zijn zelfs goed voor zo'n driekwart (586) van het aantal aanvragen en van het gevraagde subsidiebedrag.

Dat is een stevige schraag.

Dat is een leuke regio.

Alleen: het is niet `de regio' waarover Van der Laan het in haar eerder geciteerde Uitgangspuntenbrief heeft. Díe regio komt maar mager uit de rekensommen tevoorschijn. Utrecht en Flevoland samen huisvesten net een tiende van de subsidieaanvragende instellingen in Nederland, terwijl Brabant, Limburg en Zeeland samen dat niet eens halen (8,4 procent). Gelderland en Overijssel blijven daar zelfs bij achter (6,6 procent), terwijl Groningen, Friesland en Drenthe hekkensluiter zijn (3,6 procent). De gevraagde subsidiebedragen zijn navenant.

Op die cijfers is wel iets af te dingen. Onder de aanvragers uit die drie grote steden bevinden zich ook de grote landelijke kunstfondsen die hun geld (in theorie althans) weer herverdelen over heel Nederland. Maar ook zonder de ruim 100 miljoen van deze fondsen bedraagt het aandeel van de twee westelijke provincies nog altijd ruim 70 procent van de aanvragen en van de gevraagde cultuurmiljoenen.

Er begint pas iets te verschuiven wanneer de grootste Noord- en Zuid-Hollandse subsidievragers buiten beschouwing worden gelaten. De hoogste 15 bijvoorbeeld, van de Nederlandse Opera Stichting met 29,5 miljoen tot en met het Van Gogh Museum met 4,6 miljoen; tezamen goed voor iets minder dan een derde van het nationale totaal. Cijfer je die even weg, dan bedraagt het westelijk aandeel nog `slechts' zestig procent.

Als we toch bezig zijn kunnen we ook de bevolkingsstatistieken er nog wel even bijhalen. Met dank aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): 37 procent van de Nederlandse bevolking woont in dat westen, en drie grote steden alleen zijn goed voor pakweg 11 procent. En ja, ook dat zijn scheve verhoudingen.

Daar kunnen ze in die steden over meepraten. Want van hun aanvragen komt maar liefst driekwart uit één stad: Amsterdam. De som van de door de 343 aldaar gevestigde instellingen ingediende subsidie-aanvragen bedraagt 245 miljoen. Dat is 44 procent van het landelijk totaal. Maar ja, dan hebben we het ook over een culturele hoofdstad, ook al woont er niet meer dan 4,5 procent van de Nederlandse bevolking.

Kortom, het is raar verdeeld. Al wil liever niemand het er hardop over hebben, zeker in `de regio' niet, want maar al te snel heet je dan een Calimero te zijn - ik ben klein en zij zijn groot, en het is niet eerlijk.

Het valt niet te ontkennen dat wie telt en turft, al snel verkeerd vergelijkt. Het ene orkest is het andere niet, er is theater in soorten en maten, er zijn musea met veel en met weinig muren. En wat te denken van klassiek en modern, jong en oud, zwart en wit?

Niemand zal mij horen zeggen dat wat uit `de regio' komt per definitie beter is dan wat het westen biedt - maar het omgekeerde evenmin. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vraag waar we het over hebben als we het hebben over kwaliteit.

Tja mevrouw Van der Laan, wat nu? Er zal beknibbeld en geknuppeld moeten worden. Want die 655.878.043 euro op het verlanglijstje van cultureel Nederland is aanzienlijk meer dan de 392 miljoen die er op de rijksbegroting staan.

Ik kan u, ongevraagd maar toch, enkel adviseren in uw afweging te betrekken hoe de subsidiegelden over het land verspreid worden. Die gelden zijn vooralsnog heel anders verdeeld dan u voor ogen staat. En u niet alleen, zo begrijp ik uit uw eerder aangehaalde Uitgangspuntenbrief. Want uw regel over de schragende regio wordt gevolgd door een andere: `Het kabinet stimuleert een sterke culturele infrastructuur: een hoogwaardig, divers en goed gespreid voorzieningenniveau.' Ik kan u bij dit advies één wellicht geruststellende gedachte meegeven. Het verhaal gaat dat de meeste Calimero's op latere leeftijd nog wel eens willen uitgroeien. Niet tot lelijke eendjes, maar tot mooie gezonde struisvogels.


[Ill.: Piet Zwart, Zelfportret, 1931]