Rechte lijn

[Over: Anja de Jong (Borderland) en Oliver Boberg (Sites and Night Sites), Fotomuseum Den Haag. NRCH 8mei2004]

Zou er ooit een tentoonstelling gewijd zijn aan de rechte lijn in de fotografie? Aan de lijn als visuele vlakverdeler of betekenisvol detail, maar bovenal aan de lijn als symbool bij uitstek van menselijk ingrijpen?

Zo niet, dan kan de dubbeltentoonstelling van de Nederlandse fotografe Anja de Jong en haar Duitse collega Oliver Boberg, momenteel te zien in het Fotomuseum Den Haag, best als een eerste aanzet beschouwd worden.

De Jong (1957) fotografeerde de afgelopen tien jaar wereldwijd op plekken waar je de natuur (vanuit menselijk oogpunt gezien) `extreem' zou kunnen noemen: in de kou van Spitsbergen, Antarctica en IJsland; de hitte van Namibië, Puerto Rico en Costa Rica; op grote hoogte op La Palma en Hawaï. Het zijn gebieden waar de natuur nog goeddeels zijn eigen gang gaat. Maar de mens probeert er vaste grond onder de voeten te krijgen. Toeristen zoeken er naar avontuur, avonturiers naar winst en wetenschappers naar kennis.

De Jongs reislust resulteerde in een omvangrijke reeks zwartwitfoto's waarvan er 38 in de expositie te zien zijn. Het zijn vooral klassiek ogende landschapsbeelden: open composities met veel voorgrond en een weids zicht op de horizon. Ze bieden zicht op de ruimte en in die ruimte op de tekenen van menselijke aanwezigheid, variërend van een handjevol onderkomens achter een gemetselde omheining of de gebouwen van een voormalige diamantmijn (Namibië), een ijzeren brug of een stapel vergeten bakstenen in het oerwoud van Costa Rica tot het rotte beton en de gebroken pijpleidingen van een (verlaten?) Russische kolonie op Spitsbergen. Nergens is een mens te zien, maar zijn sporen zijn overal.

De Jongs rechte lijnen staan symbool voor het menselijk streven naar heerschappij over de natuur. Maar hoewel zij met haar foto's nadrukkelijk wil wijzen op de kwetsbaarheid en de ecologische waarde van de weinige nog resterende `oernatuur', hebben haar foto's ook een omgekeerd effect. De brug, de gebouwtjes, de pijpleidingen - ze hebben temidden van al die overheersende woestheid ook onmiskenbaar iets futiels. Alsof voor je het weet het oerwoud overwoekerd heeft, het zand uitgewist en het ijs verpletterd. Met andere woorden, alsof de macht en de houdbaarheid van al die menselijke ingrepen niet meer dan een illusie is.

Juist die illusie lijkt het uitgangspunt te zijn van beeldend kunstenaar Oliver Boberg (1965). Op het eerste gezicht richt hij zich op de alledaagse maar veronachtzaamde hoekjes (`sites) van het stedelijk landschap: de onderdoorgang bij de flat, de poort naar de tuin, de sokkel van het gedenkteken, de hoek van het speelterrein. Het zijn menselijke omgevingen. De rechte lijn is er de baas, dat zie je.

Maar gaandeweg slaat het wantrouwen toe. Want al lijkt bij het ene muurtje de betonrot te hebben toegeslagen en tekent zich op een ander een o zo herkenbaar modderig randje af, Bobergs stenen vlakken zijn toch net iets te onberispelijk egaal. Nergens ligt een achteloos weggeworpen colablikje, nooit is er een wolkje aan de lucht. En er is geen mens te bekennen, al valt dat - zeker na het zien van De Jongs fotos - pas als laatste op. Het zijn dan ook niet werkelijke situaties die Boberg fotografeert, maar zelfgebouwde schaalmodellen waarin hij naar hartelust aan de haal gaat met ons rotsvaste geloof in de betrouwbaarheid van rechte lijnen.

In de reeks 'Night sites' gaat hij op film nog een stap verder met zijn experiment. Minutenlang lang toont hij een huis in de regen, een brug in de sneeuw, de steeg achter een fabriek. Je ziet (en hoort) de regen gutsen, de sneeuwvlokken neerdwarrelen, de rookwolk uit de schoorsteen en gelooft je ogen - maar het is een en al suggestie. Rechte lijnen? Hoe realistisch ook, ze zijn niet te vertrouwen. Ze dreigen of doen net alsof. Of ze liegen.
[Foto: Oliver Boberg, Passage, 1999]