Schatten

[Over: Andor von Barsy, fotograaf in Rotterdam. Nederlands Fotomuseum, Rotterdam. NRCH, 25jan2011]

Schatten zijn er om ontdekt te worden. Zo ook de 297 foto’s die de Hongaar Andor von Barsy (1899-1965) rond 1928 maakte in de haven van Rotterdam. Driekwart eeuw bevonden ze zich onopgemerkt in Rotterdamse archiefladen; eerst die van de promotionele stichting Havenbelangen, daarna die van het Gemeentearchief. Tot ze werden opgedolven door tentoonstellingsmaker Joop de Jong tijdens de voorbereiding van Panorama Rotterdam, in 2006 een van de openingsexposities in het nieuwe Nederlands Fotomuseum (NFm).

Zowel wat betreft hun onderwerp (haven, industrie, mechanisering) als hun stijl (dynamisch, helder, zakelijk) passen die foto’s  moeiteloos in de baanbrekende Nieuwe Fotografie van het interbellum. Even moeiteloos laten ze zich vergelijken met het werk van tijdgenoten - Nederlandse zoals Piet Zwart, Jan Kamman of Gerrit Kiljan, internationale zoals Albert Renger-Patzsch, Germaine Krull, Alexander Rodchenko. Dezelfde optimistische diagonalen, dezelfde gedetailleerde close-ups, dezelfde nadruk op het kris-krassende lijnenspel. Wie wil zou ze zelfs een hoogtepunt van die nieuwe fotografie kunnen noemen, zoals Frits Gierstberg doet in zijn bijdrage aan het boek waarin Von Barsy’s fotowerk nu heruitgegeven is ter gelegenheid van zijn postume eerste expositie, opnieuw in het NFm.

Al zou je ook kunnen zeggen dat Von Barsy’s foto’s in vergelijking met die van zijn collegae wel sneu zijn overgebleven. Wat flodderig afgedrukt en zelden groter dan een ansichtkaart zitten ze vastgeplakt op ouderwetse archiefkaarten. Soms in hun eentje maar vaker getweeën of -drieën. In de bovenhoek van iedere kaart staat getypt wat er op de foto’s te zien is: Maashaven met graansilo, vatenopslag, detail scheepsneus, bruggen over de Nieuwe Maas, drijvende wipkraan voor grijperbedrijf. Het is eerder een handzame index dan een zorgvuldig bewaard oeuvre. En zo zijn de kaarten oorspronkelijk ook bedoeld - als referentie. Want behalve de onderwerpen vermelden ze eveneens telkens de nummers van de bijbehorende negatieven. Maar die negatieven zijn verdwenen. Vermoedelijk, zoals zo vaak, ergens zoekgeraakt. Of, zoals minstens zo vaak, weggegooid. Wie weet.

Gevolg is wel dat de expositie het noodgedwongen met minder moet doen dan je op grond van het enthousiasme over de vondst zou verwachten: zes liggende vitrines met opgeteld ruim honderd fotootjes. Het oogt sober maar het past desalniettemin wonderwel bij het karakter van de foto’s die zo iets krijgen van een archeologische ‘havenvondst’. De betekenis van die vondst wordt efficiënt geaccentueerd door overdrukken op kalenderformaat van een dertigtal foto’s langs de wand. Met hun nadruk op in diagonalen en details gevat havenwerk tonen de vergrotingen juist Von Barsy’s voor zijn tijd uiterst actuele fotografische opvattingen.

De precieze reden waarom Von Barsy - in 1919 vluchtte hij vanuit Boedapest naar München waar hij een filmopleiding volgde, in 1927 verhuisde hij naar Rotterdam - zijn havenfoto’s maakte, zijn niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk zijn ze tot stand gekomen in de zijlijn van de eerste opdracht die hij in zijn nieuwe woonplaats verwierf: het camerawerk voor De Stad die Nooit Rust (1928, zie onder), een promotiefilm gemaakt in opdracht van de stichting Havenbelangen. Hoewel vanuit promotioneel oogpunt een flop - de film duurde meer dan een uur - trok hij vanwege het ‚flitsende’ camerawerk veel aandacht (zie kader). Von Barsy nam niet alleen beweging op maar liet ook de camera zélf systematisch bewegen: hij filmde de historische binnenstad en de moderne haven vanuit auto’s, trams, schepen, een vliegtuig en zelfs vanaf de bewegende spoorbrug De Hef over de Koningshaven. Net als de stad uit de titel komt ook het filmbeeld zelden tot rust. Het filmische  bewegingseffect ontbreekt uiteraard op het stilstaande beeld - locatie-onderzoek, voorstudie, geheugensteun of toch een zelfstandig product? - maar de suggestie blijft wel degelijk intact,. Al was het maar door de stelselmatige variatie in standpunten en onderwerpen die zijn foto’s bieden, mede door het plakwerk op de archiefkaarten.

Als fotograaf zou Von Barsy nadien niet meer van zich doen spreken, of het zou het boek over stereofotografie moeten zijn dat hij in 1943 gepubliceerd wist te krijgen. De filmer Von Barsy zou evenwel nog tientallen films over Rotterdam maken, vooral bedrijfs- en reclamefilms. Zijn experimentele film Hoogstraat (1929) schreef enige filmgeschiedenis vanwege de poëtische montage  en ongewone camerastandpunten. Voor zijn cinematografie van de film Dood Water van Gerard Rutten (1934) kreeg hij een internationale onderscheiding.  Vanwege zijn lichttechniek werd hij even „de Rembrandt van de Nederlandse film” genoemd. Maar dat was het.

Waarom het werk van Von Barsy nadien zo snel en zo lang in de vergetelheid raakte is niet duidelijk. Zijn betrokkenheid bij Leni Riefenstahl’s propagandistische film Olympia, over de Olympische Spelen van Berlijn in 1936 - als een van de 43 filmers en ondanks zijn verklaarde afkeer van het nazi-regime? Zijn verhuizing naar Duitsland in 1942, omdat er in Rotterdam gen cent meer te verdienen viel? Wie weet.

Zo gaat dat nu eenmaal met herontdekte schatten. Ze zijn omgeven met raadsels.

De Stad die Nooit Rust (1928) werd geregisseerd door Friedrich Meydell. De oorspronkelijke versie is verloren gegaan maar enkele ingekorte en onderling sterk verschillende versies zijn bewaard gebleven. Aan  de hand  van titel- en shot-lijsten en gebruik makend van in diverse archieven teruggevonden fragmenten is door het Eye Film Institute (het nieuwe samenwerkingsverband van filminstellingen, waaronder het voormalige Filmmuseum) een reconstructie gemaakt die op 3 februari tijdens het International Film Festival Rotterdam in première gaat in de Rotterdamse Schouwburg. [www.iffr.nl]