Doodgewoon

[Over Hans van der Meer: Europese velden. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam. NRCH 12apr2006]

Toen Hans van der Meer in 1988 een stapel historische voetbalfoto's onder ogen kreeg, trof hem vooral hun overzichtelijkheid. Scherp van voor tot achter, in een oogopslag niet alleen een spelmoment  maar ook het veld en alles eromheen: achter de spelers de tribunes, achter de tribunes de volkswijk waarin het stadion stond.

Plotseling realiseerde Van der Meer zich dat die wijde blik vrijwel uit de voetbalfotografie verdwenen is. Want de moderne voetbalfoto wordt gemaakt met een telelens. Duel om de bal, keeper in de verdrukking, shirt over juichend hoofd: het zijn foto's met de suggestie van nabijheid, passend bij het hedendaagse voetbalheldendom. Hoe zou voetbal anno nu eruit zien op de manier van vroeger, vroeg Van der Meer zich af? Het was een eenvoudig idee, maar daarmee begint nu eenmaal alle fotografie.

Menigeen zou de blik hebben gericht op Grote Clubs en Belangrijke Wedstrijden. Maar in die valkuil trapte Van der Meer niet. Terecht bedacht hij dat zijn idee niet paste bij het voetbal van de massale commercie, maar bij het voetbal dat massaal bedreven wordt. Niet bij hermetische, in zichzelf besloten betontempels, maar bij knollenvelden in de onderste regionen van het onbetaalde voetbal. Bij velden die nog zicht bieden op dagelijkse werkelijkheid.

Het resultaat - gepubliceerd in kranten en tijdschriften, en in 1998 verzameld in het boek Hollandse Velden - was vermakelijk vanwege de onbeholpenheid van het knollenballet. Maar bovenal sprak het tot de verbeelding. Dat had veel te maken met de manier waarop Van der Meer zijn idee gestalte had gegeven. Hij maakte voetbalfoto's, maar ook weer niet. Met hun ruime zicht waren het in de eerste plaats sociale landschappen: foto's die in allerhande gratis meegeleverde details - van reclameborden tot snelwegen, van nauwkeurige rijtjes bomen tot bedrijvige bouwkranen - een inkijkje gaven in hoe Nederland zichzelf heeft vormgegeven.

Het is gezien de enthousiaste reacties niet verwonderlijk dat Van der Meer zijn idee ook op Europees niveau is gaan uitvoeren. In museum Boijmans van Beuningen is uit die nieuwe serie nu een selectie van 55 kleurenfoto's te zien: pakweg vijf jaar werk in pakweg twintig landen. Het zijn foto's van wedstrijden waarvan het verslag niet veel verder moet zijn gekomen dan het volgende dorp. Ook hangen er 23 portretten: twee keer elf spelers en een scheidsrechter (zouden er buiten Nederland geen grensrechters meer zijn?).

Van der Meers velden liggen onder de rook van fabrieken, langs akkers of aan de voet van een heuvel. Ze bieden uitzicht op zee, een bosrand of een woonwijk; ze zijn afgezet met betonnen muurtjes, rood-witte linten of oude autobanden.
Het zijn foto's die telkens een beetje op elkaar lijken maar die nergens hetzelfde zijn. Misschien daarom dat ze uitnodigen tot tellen - hoevaak er gescoord wordt (acht keer), hoeveel slachtoffers er grijpen naar lijf of leden (zes) hoeveel corners (drie) of penalty's (één) er genomen worden.

Zo kun je ernaar kijken. Je kunt ook kijken naar de omringende wijken, spoorlijnen en landweggetjes. Die zeggen iets over de volhardendheid waarmee gemeentelijke notabelen overal de voetballiefhebbers ter wille proberen te zijn. Naar de afwezigheid van reclameborden als indicatie van een lege clubkas. Naar het zand op de Portugese veldjes, of het gemillimeterde gras op de Nederlandse. Naar de Oost-Europese flattenwijken of de eenzame Belgische huizen. Of naar de keukendeuren waartegen zo nu en dan een toeschouwer leunt, terwijl de flatbalkons altijd zo akelig leeg blijven.

Kortom, het zijn foto's die meeslepend zijn zonder dat ze aan je sjorren met allerhande als indringend bedoelde kunstgrepen. Wellicht komt dit omdat Van der Meer in de loop der jaren zo consequent trouw is gebleven aan zijn oorspronkelijke idee. Het veld, het spelletje en een stukje van de wereld. Keurig liggen ze op het bordje van de foto. Het is ruimschoots voldoende.