Met Kaatje aan de wandel

[Over: De straat. Pioniers van de 20ste-eeuwse fotografie.  Van Goghmuseum, Amsterdam.  NRCH [3okt2006]

Noem haar Kaatje het dienstmeisje en ze wandelt zo met je mee door de geschiedenis van de fotografie. Daar is ze al, naast de kar op de brug voor de Gasthuismolensteeg, boodschappen doen voor Mevrouw en Meneer. Al weer half in beweging, zo werd ze in 1895 vastgelegd door George Hendrik Breitner, de schilder die soms ook fotograaf was en door de stad struinde op zoek naar alledaagsheid die hij in zijn schilderijen terug kon stoppen. Terloopse fotos maakte hij, ondanks zijn nog wat logge, langzame camera. Halve mannen konden zo maar uit zijn beeld rollen, wat bijzonder is voor een tijd waarin de straat nog regelmatig het decor was waartegen stil geposeerd moest worden.

Kaatje is een spelletje natuurlijk, maar je kunt haar wel gebruiken om wat samenhang aan te brengen in de tentoonstelling De Straat, samengesteld uit de fotocollectie van het Rijksmuseum en te zien in het van Goghmuseum. Vijftig fotos hangen er, gemaakt tussen pakweg 1870 en 2004. Pioniers van de 20ste-eeuwse fotografie, heet de tentoonstelling in de ondertitel en dat mag je op zn minst wat weids noemen. Want niet alleen zijn er andere pioniers denkbaar dan die welke de expositie biedt (willekeurige ontbrekende namen: Edward Steichen, Paul Strand, Garry Winogrand), ook bij sommige wél geboden namen mag je je gerust afvragen of die titel op zn plaats is. De Hongaar Miroslav Hak, de Fransman Roger Parry, Nederlanders als Cas Oorthuys of Dolf Toussaint - pioniers? Hm. 

Zonder veel chronologie of geografie hangen hun foto's bij elkaar. Soms is er even een themaatje zoals de negentiende-eeuwse sloppenwijk (gevuld met Thomas Annans stille en lege fotos van Glasgow), de oorlog (een door Cas Oorthuys heimelijk uit een bovenraam gefotografeerde Duitse patrouille en Koen Wessings dreigende militairen in het Chili van Pinochet). Maar al snel wandelt het weer alle kanten op, van een kletsnat Rembrandtplein naar de Hauptwache in Berlijn, van San Fransiscos Chinatown in 1904 naar een Amsterdamse tramhalte een eeuw later. Even gevarieerd dus als de straat die het verbindende onderwerp van de expositie vormt. Maar een beetje willekeurig is het wel.

Gelukkig helpt Kaatje. Kijk, daar heeft ze zich in 1876 in Londen verstopt tussen de klandizie van een visverkoper, op een wel degelijk pionierende foto van John Thomson, een van de eersten tenslotte die sociale fotografie bedreef en de camera inzette voor maatschappelijke verandering. Daar, in 1940, wordt ze bespiedt door Mislov Hak als ze dromerig tegen een muurtje in Boedapest leunt. En twintig jaar later duikt ze op in Chicago waar Harry Callahan haar half weet te vangen in een foto die verder enkel uit schaduw en duisternis bestaat.

Niet alleen Kaatje maar ook haar Mevrouw en Meneer doen trouwens aan het spelletje mee. Mevrouw bekijkt zichzelf in de spiegelende etalage van een Brussels modehuis (Emmy Andriesse), drentelt spichtig door New York (Diane Arbus) en leent haar rug aan Lee Friedlander zodat hij zijn eigen schaduw vast kan leggen. En Meneer is een van de vijftien mannen die in 1951 een bevallige Amerikaanse kunststudente nafluiten op een straathoek in Florence (Ruth Orkin), een foto die je nog altijd het summum van straatfotografie mag noemen. En misschien is hij het wel die de bijna vergeten Amerikaan Luke Swank (1890-1944) in 1934 in het voorbijgaan vanuit zijn autoraam op een onbenoembare drempel zag staan.
Twee handen verlicht door een late druppel zon, veel meer liet Swank niet van hem over. Pionier of niet, verrassend is het zeker, zo'n foto die eruit ziet alsof hij een halve eeuw te vroeg gemaakt is.