Waarom? Daarom.

[Over Philip-Lorca DiCorcia: Lucky 13 & Larry Towell: No Mans Land. FOAM, Amsterdam. In NRCH 3jun2006]

Fotografie is overal, van 's ochtends vroeg tot s avonds laat. Dat is een dooddoener, maar hij is hier precies op zijn plek. Vandaag de dag wordt hij overal, van s ochtends vroeg tot s avonds laat, aangevoerd om fotos op een voetstuk te plaatsen. Zo onontkoombaar en vanzelfsprekend is de fotografie inmiddels dat ze aan zichzelf voldoende lijkt te hebben. Waarom fotografie? Omdat het fotografie is. Waarom deze fotos? Omdat het deze fotos zijn. 

Wie fotos ophangt aan de muur van een galerie of een museum, zal toch in ieder geval een antwoord willen geven op de vraag naar het waarom. Althans, dat zou je denken. Maar nee, de groei van de antwoorden is veeleer omgekeerd evenredig aan die van de beeldenbrij. Er hoeft geen vraag meer gesteld te worden. Het is immers fotografie.  

Zo kan het voorkomen dat een tentoonstelling van fotos die heus wel hun merites hebben, toch een armzalige indruk kan achterlaten. Zoals de twee exposities in het fotografiemuseum Amsterdam (FOAM), waar nu werk wordt getoond van de Canadees Larry Towell en van de Amerikaan Philip-Lorca diCorcia. Van Towell, lid van het agentschap Magnum en World Presswinnaar in 1993, hangt werk dat hij de afgelopen jaren maakte van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. DiCorcia toont Lucky 13, een reeks recente portretten van paaldanseressen, plus enkele jongenshoeren uit de alweer oude (want gemaakt tussen 1990 en 1992) serie Hustlers. 

De twee tentoonstellingen hebben niets met elkaar te maken. De vaststelling dat de makers allemaal hetzelfde doen maar dan anders, of allemaal iets anders maar eigenlijk hetzelfde, kan dus achterwege blijven. Hooguit kun je zeggen dat het allemaal fotografie is en tegen witte muren hangt.  

Nu is armzalig iets anders dan armoedig. Er is aan de exposities zichtbaar moeite besteed. DiCorcias dames (een tiental) en heren (idem) zijn van ferm formaat en fraai van kleur, en hangen met ruime afstand van elkaar museaal mooi aan de muren. Wat de fotos betreft: de dames krullen zich om de paal en houden zich vast met een hand en friemelen met de andere. Soms gebruiken ze hun voeten, dan hebben ze beide handen vrij. De dames lijken op elkaar en ook weer niet. Maar om het - zoals de zaaltekst doet - indringende psychologische portretten te noemen, voert wat ver. Acrobatisch is het woord dat zich eerder opdringt.  

Towells vijfenvijftig fotos hangen iets krapper, maar dat kan gerust met reportagefotografie in zwart-wit. En bij iedere foto hangt het juiste tekstbordje, zodat je leest wat je ziet en onvermijdelijk ziet wat je leest. Muren, soldaten, geweren, tanks, gebloedvlekte straten, wanhopige, boze en bange gezichten, begrafenissen en veel heldhaftige graffiti. 

Opmerkelijk genoeg zie je in de reportage niet wat je in de zaaltekst wel leest: hoe het in 2003 sneeuwt en uitgelaten Palestijnse jongens sneeuwballen gooien, per ongeluk een Israëlische vrouw raken en zich uitgebreid verontschuldigen. Dát zien, dat zou eens iets anders geweest zijn.  Lucky 13 en No Mans Land zijn tentoonstellingen die misschien, best wel, kúnnen. Alleen maken ze nergens duidelijk waarom ze móeten. Goede fotografen maken goede fotos omdat ze goede fotografen zijn. En goede fotos leveren wel een goede tentoonstelling op. Dat ongeveer moet de achterliggende gedachte zijn. 

Geen verhaal, geen duiding, geen betekenis buiten zichzelf. En dat nu is armzalig.