Zelfs voor de dissidenten een dissident

[Over Miroslav Tichy: Foto's. De Hallen, Haarlem. NRCH 19apr2006]

Het begint als een droevig verhaal dat zich afspeelt in een provinciedorp vijftig kilometer van Brno, Tsjechië. De tijd: de jaren vijftig en verder van de vorige eeuw, de hoofdpersoon: een student aan de kunstacademie met te veel belangstelling voor zaken die de autoriteiten van die dagen onwelgevallig zijn. Zoals het lichaam van de vrouw, reëel weliswaar, maar beslist minder socialistisch dan de hamer in de hand van de staalarbeider en de zeis in die van de boerin. Het komt de kunstenaar, Miroslav Tichy (1926), op tegenwerking en pesterij te staan, op psychiatrische kliniek en gevangenis. Het maakt hem tot een zonderlinge, dwarse kerel die zichzelf verwaarloost, van zijn huis een vuilnisbelt maakt en leeft van niks. Zelfs voor de dissidenten van zijn tijd is hij een dissident.

Dan, op zijn achtenzeventigste, wordt hij 'ontdekt'. Niet vanwege zijn tekeningen of schilderijen maar vanwege de foto's die hij in de loop der jaren blijkt te hebben gemaakt. Foto's van enkel en uitsluitend vrouwen; oude en jonge, dikke en dunne, korte en lange. Foto's gemaakt met uit hout, karton, tape en kroonkurken in elkaar geknutselde camera's en uit flessenbodems geslepen lenzen.

Tichy's debuut vond twee jaar geleden plaats tijdens de eerste Biënnale van Sevilla en alleen al vanwege het verhaal erachter - de zonderling, de vrouwen, de knutselcamera's - hoeft het niet te verwonderen dat die expositie al snel een zegetocht begon. Na onder meer Praag, Zürich en New York is de curieuze en aandoenlijke presentatie van 100 kleine zwart-wit foto's nu te zien in De Hallen in Haarlem.

Tichy's meisjes en vrouwen wandelen op straat, leunen tegen muurtjes, zitten op een bankje voor de kerk of liggen in het gras bij het zwembad. Tichy fotografeerde ze uit de losse pols, meestal van gepaste afstand en vaak van achteren. Dan laat hij zien hoe Zij zich vooroverbuigt om bevallig te frommelen aan het riempje van haar pump, zich welvend uitstrekt in het warme gras of stevig voortsjokt met een volle boodschappentas.

Uiteraard zijn die foto's zelden of nooit scherp. De zwarten zijn niet zwart, de witten niet wit: vage of ontbrekende contouren werkte hij bij met een ballpoint. Behalve rommelig zijn de foto's ook verfomfaaid. Tichy liet ze graag in de regen hangen, gooide ze op de vloer of vouwde ze op onder een wankele tafelpoot. Ze vertonen krassen, stof, haren, vingerafdrukken, biervlekken en as. Soms zijn ze aangevreten door de muizen.

Die uiterlijkheid is natuurlijk opvallend - net als de lijstjes die er soms omheen zijn getekend - maar lang niet zo uitzonderlijk als Roman Buxbaum, Tichy's ontdekker en inspirator van expositie en bijbehorend boek, wil doen geloven. Het opvallendst is toch wat zich daarachter aftekent. Zelden een kamer, nimmer nabijheid: Tichy fotografeert als een verzamelaar. Hij haalt iets binnen van een wereld die hij niet kan betreden. En ook dat is welbeschouwd niet zo uitzonderlijk.

Zoals bij iedere verzameling ligt ook bij die van Tichy de waarde in de eerste plaats in het geheel. Stuk voor stuk zijn zijn foto's, enkele uitzonderingen daargelaten, niet bijster krachtig. Soms zijn ze zelfs gewoon knullig. Dat is ook het voornaamste verschil met Gerard Fieret, de Nederlandse fotograaf met wie hij vanwege zijn belangstelling en werkwijze verwantschap vertoont.

Samensteller Buxbaum, overigens Tichy's voormalige buurjongen, heeft een in Liechtenstein zetelende stichting opgericht die zich over Tichy's werk heeft ontfermd, zijn status als romantische buitenstaander cultiveert en zijn late zegetocht regisseert. Het moet de oude man een ietwat zorgelozer oude dag bezorgen.