Cupido

Jelle Cupido was een zonderlinge kerel die er in het leven bekaaid af kwam. Geboren als zoon van een Terschellinger keuterboer, armoe troef was het thuis. Geboren met een krakkemikkig linkerbeen dat lopen en werken er niet makkelijker op maakte. Laat staan dat Jelle er ooit de boerenbedoening van zijn vader mee zou kunnen voortzetten.
Op het nippertje gered uit de klauwen van de tuberculose, de ziekte die hij vast ‘de tering’ heeft genoemd. Zal hij ooit geweten hebben dat hij geboren werd in het jaar waarin Robert Koch de Nobelprijs voor de Geneeskunde kreeg? Koch die de bacterie ontdekte die die tering veroorzaakte, in 1905 was dat.

Er was ook een ongelukkige liefde wordt gefluisterd. Hij wilde wel en zij had geen bezwaar gezien, maar ja, haar ouders lagen dwars. Daar en toen een niet eenvoudig te nemen hindernis, zeker niet met anderhalf been.
Een eenzaat werd ie ervan. Ongemakkelijk, onhandig, tegendraads, mopperig, argwanend. Zijn leven lang ongetrouwd. Wat daar en toen ook zo z’n besognes met zich zal hebben meegebracht.
Gesprekken mocht hij graag beëindigen met de welgemeende boodschap “en sodemieter nu maar op”. 
Het is allemaal heel menselijk. Je kunt het je wel voorstellen. Ook al ben je niet in 1905 geboren.

En dan, hoe hij aan zijn eind kwam. Ook weer zoiets. Hij stak zichzelf in de fik met een sigaar, in zijn leunstoel, ‘s avonds laat, een paar dagen na zijn tachtigste verjaardag. De reddingshelikopter kon vanwege de mist niet vliegen, de Koegelwieck lag in Harlingen. Dus het duurde allemaal even. Toen ie eindelijk zwaar gehavend aan boord kon worden gehesen was het te laat. Waddenzee, staat er in de statistieken als plek van overlijden.
Het merendeel van zijn bezittingen zal naar de vuilnisbelt zijn gegaan, het kleingoed naar de rommelmarkt. Familie was er al lang niet meer. Alleen een paar doosjes bleven staan. Doosjes met fotonegatieven. 

Want dat was Jelle Cupido dus ook: fotograaf.
Zijn eerste camera moet hij in de jaren dertig hebben gekocht. Waarom? Niemand die het nog kan vertellen. De bijbehorende vaardigheden leerde hij zichzelf aan. Het was een liefhebberij. Hij was een zondagsfotograaf. Al zal hij ook snel hebben gezien dat hij er een grijpstuiver mee kon verdienen. Van sommige opnames maakte hij ansichtkaarten. Die verkocht ie in het winkeltje dat hij in Hoorn begon naast de boerderij van zijn ouders. Hij handelde er in geboorte- en rouwkaarten, in grafversieringen en emaille naamplaten. En in munitie voor jachtgeweren.

Van zaken als lichtval, compositie en vlakverdeling had hij geen kaas gegeten. De gulden snede moet hij niet hebben gekend. Hij deed maar wat. Hij maakte onbeduidende landschapjes. Hij fotografeerde alledaagsheden als het laden van een mestkar, de bouw van de eerste vakantiehuisjes, bus die komt aanrijden over de Hoofdweg die nog maar pas is verhard. Zelfs als vingerwijzing naar de lokale geschiedenis - de armoede ooit, de late modernisering, de kinderjaren van het massatoerisme - zijn ze middelmatig.

Maar zijn portretten mogen er zijn. De tevreden vleeschhouwer met koe voor de winkel. De ijdele politieagent in zijn barse zwarte uniform, het is oorlog en er zijn Duitse soldaten op het eiland die hem vast het voorbeeld hebben gegeven. De postbode met zijn veel te grote pet waar PTT op staat. De scheepskapitein.
En vrouwen. Eindeloos vaak vrouwen. In hun eentje, onzeker lachend in zomerjurk en frivool hoedje tussen het struweel of aan de voet van een duin. Afwezig voor zich uit starend op een stoeltje op het erf voor de boerderij. Wuivend met z’n tweetjes of in een clubje dat de handen even voor hem in de zij zet en de wind schalks laat wapperen langs haar en zomerjurk. Koket, uitdagend, om het te zien hoef je niet in 1905 geboren te zijn..
Je hoeft geeneens verstand van fotografie te hebben om het te snappen, Jelle Cupido en het fototoestel en de vrouwen. Een en al onhandigheid. Net als zijn foto’s. Krakkemikkig. Daarom zijn ze mooi. Ze doen niet aan poespas.

Op zijn allermooiste foto staan tien mannen. Samen vormen ze de fanfare van Hoorn. Midden in het weiland zijn ze neergepoot tegen de achtergrond van een haastig stuk zeil. Het zeil is kleiner dan de foto, links en rechts piept de horizon om het hoekje.
Schots en scheef zitten ze daar, de blazers en de kleine trommelaar. Hoeden en petten. Sokken onder te korte broekspijpen. Koper in stevige knuisten, gegraveerde smoelwerken. Een foto om uren naar te kijken, de geschiedenis van de kleine man.

Het staat (ze staan) allemaal in Terschelling om Oost. Het boek is gemaakt door Martin Harlaar, in 1998 al. In dat jaar was er ook een tentoonstelling in Museum ‘t Behouden Huys waar Cupido’s negatieven bewaard worden.
Het is een fijn boek, het staat in mijn kast. Soms haal ik het er uit, meestal rond de tijd dat thuis de vakantie ter sprake komt. Dan lees ik het weer met plezier. 
Zoals nu.

---------

Cupido werd geschreven voor het tijdschrift Kijk op het Noorden. Het was de laatste aflevering van de rubriek Werkmansbuitenlust. [Foto: Collectie Museum 't Behouden Huys, Terschelling]