Boeken, het is monnikenwerk. De boekhandelaar weet
dit als geen ander. De gedachte, het papier, het woord, de uitgever, de
redacteur, de drukker (het kan anders, ik sla veel over). Dan pas de
winkelplank, daarna pas de lange weg naar de plank van lezer.
Tijd, tijd, allemaal tijd.
De eerste eerst.
Ik ben een jongen, ik ben vijftien en buig me als
iedere vrijdag over de boeken die de boekenman heeft uitgestald. Maar ik moet
wachten.
De boekenman heeft geen winkel. Hij heeft een
kraampje op de markt. Twee schragen onder de planken, dekzeil er overheen.
Bruin zeil, zegt mijn herinnering. Niet van dat moderne plastic kraakspul maar
geruisloos glooiende schipperswaar, log en efficiënt.
Er staat een houten kruk waartegen hij kan leunen
(een voet op de houten dwarslat aan de onderkant). Is hij moe dan kan hij er op
zitten (twee voeten).
De boekenman, meer kan ik niet meer van hem maken. Ik weet niet of ik zijn naam ooit
wél heb gekend. Een man van schipperstruien, een in de zomer, twee in de
winter. Van altijd een lange duffelse jas, van handschoenen waarvan de vingers
halverwege waren afgeknipt.
Leeuwarden, eerste helft
jaren zeventig (v.d.v.e.). De markt op het Zaailand, het Zaailand tegenover
mijn middelbare school.
De markt is inmiddels al
lang verplaatst, het Zaailand verbouwd en de school verdwenen. Op de kaart heet
het Zaailand trouwens Wilhelminaplein, maar de volksmond praat nu eenmaal waar
ie niet gaan kan.
De boekenman kwam per
bakfiets. Maakte een overhellende zwaai het plein op. Ging nog even op de
pedalen staan voor het laatste metertje of tien. Kwam als vanzelf tot
stilstand. De banden zuchtten.
Zelfde plek, week in,
week uit, routine.
Was hij (was ik) op tijd
dan kon er nog voor schooltijd gesnuffeld, gebladerd en gekocht worden. Dat wil
zeggen: als hij zijn kraam op orde had. Want pas dán ging hij ‘open’.
Niet eerder.
Hij wist het wel, hij zag
mijn wekelijkse haast en onrust. Was het weer zover (nee, was het weer nog niet zo ver) dan gebruikte hij zijn
toverwoord: geduld.
Gedúld moest ik hebben:
‘Je bent oud genoeg voor nog ongelezen boeken, thuis.’
De boekenman. Bijna
veertig jaar heb ik niet aan hem gedacht. Nu tuimelt hij pardoes tevoorschijn
vanuit de coulissen aan de rand van mijn geheugen. En er rollen boeken zo maar achter
hem aan: mijn eerste Bernlef, Nescio, Nooteboom, Steinbeck, Hemingway, Van
Doesburg (Wat is Dada?).
Maar hij tuimelt niet
vanzelf. Het is de schuld van mijn favoriete boekverkoper, in Groningen, al
meer dan dertig jaar. Hij kent niet alleen de inhoud van mijn boekenkast maar
ook alle boeken waarvan ik nog niet eens weet dat ik ze straks, later, zal
lezen. Daarom is hij mijn favoriete boekverkoper. Erik Kweksilber heet hij,
zijn winkel heet Godert Walter (het is de naam van een voorgaande eigenaar,
vermoord tijdens de oorlog; een eerbetoon).
Ik vermoed dat Erik
Kweksilber en de winkel samen een record hebben gevestigd: de enige
boekhandel(aar) die binnen één jaar twee keer door brand is getroffen. In
februari vorig jaar [2010] brak er brand uit op een etage boven de winkel in de
Oude Ebbingestraat.
Rook, roet, water, vocht
- weg boeken.
De winkel verhuisde
tijdelijk naar een pand om de hoek. In december brak daar brand uit in de
meterkast.
Rook, roet, water, vocht
- nog eens: weg boeken.
De krant komt langs en ook
de televisie, het zijn nu eenmaal ramptoeristen. De tijdelijke winkel gaat niet
weer open, zegt de boekhandelaar. Het wachten is op de oude winkel die weer
nieuw gaat worden. Dat duurt tot april (misschien) of mei (zou kunnen). Straks
dus, maar dit jaar nog. Heus.
Hij zegt het tegen
iedereen die het horen wil. En dat hij gewoon doorgaat, dat zegt hij ook. Zijn
onverstoorbaarheid schuilt niet in dat ‘doorgaan’. Het terloops gebruikte
woordje gewoon, daar gaat het om.
En dan komt het.
Wij, zijn lezers, wij
moeten maar even geduld hebben, zegt
hij. Wij moeten ons maar even redden met onze nog ongelezen boeken. Dat zal het
wachten verlichten.
Ik ben een jongen van
vijftien en ken de tijd nog niet. Ik zie een bakfiets een moeizame bocht nemen.
Ik zie een boekenman die veertig jaar op zijn terugkeer heeft moeten wachten
weer op de pedalen staan voor de laatste meters.
De banden zuchten.
-----
Geduld verscheen in iets gewijzigde vorm in februari
2011 op papier in het tijdschrift Kijk op het Noorden.
Erik
Kweksilber nam in oktober 2014 samen met zijn vrouw Hanneke afscheid als
boekhandelaar. Hij deed de winkel over aan Allard Steenbergen en Erwin de
Vries. Gezamenlijk zijn zij de vierde eigenaar van de boekhandel die sinds 1941
onafgebroken de naam Godert Walter heeft gevoerd.
Naamgever
Godert Walter werd in september 1944 op 33-jarige leeftijd in zijn huis in Haren
doodgeschoten door de beruchte SD-er Robert Lehnhoff.