Soms
lijkt de toekomst op gisteren. Op statige mevrouwen in lange jurken, wandelend
onder parapluutjes tegen de zon. Op mannen met platte hoedjes van stro, zittend
in het gras. Op vlonders en steigers van hout en een loopplank naar beneden, op
jongens met kniekousen en meisjes in een jurk met linten.
Maar
zo ver is het nog niet. Eerst is er de dijk, eerst is er Luchten. Want zo heet
het kunstwerk van Marte Röling: Luchten. Alleen, het is er niet. Het is weg.
Enkel het blauwe naambordje staat er nog. De sokkel ernaast is een lege
betonvoet met vier loze bouten. Daar moet iets op, een beeld of zo. Zou het nog
in de winterstalling zijn of in de wasserette voor een schoonmaakbeurt?
Jammer.
Maar: het geeft niet. Niet echt tenminste. Want Luchten is er altijd. Marte
Röling is helemaal niet nodig. Kijk maar achterom, boven het braaklandje en het
spoor,
boven de flat en het benzinestation, boven de achterdeur van de Albert
Heijn en de voordeur van de Lidl en de parkeerplaats van het Zeeaquarium
Museum.
Kijk
maar boven het Eemshotel dat op stoere poten in zee staat, het kantoor van
Groningen Seaports dat zijn glazen snuit brutaal tegen het uitzicht duwt, De
Kleine Zeemeermin waar ze lekker aan vis doen met patat. Zelfs boven de korte,
smalle, bijna machteloze strekdammetjes kun je kijken. Ja, heel Delfzijl ligt
onder de luchten. Zo is het.
En
kijk, daar ook, boven de zee en de overkant waar de windmolens staan en de
bomenrijen langs de Jannes-Ohling-Strasse en het Strandlust Café
Restaurant mit Seebrücke. Daar, dat is Duitsland dus. (Je kunt er naar
turen door een verrekijker waar geld in moet en de rest kun je thuis gewoon
opzoeken.)
Blauwe
luchten met een eenzaam wit wolkje, met wolken die samen een spelletje doen,
met de witte sleep van een vliegtuig. Mooi.
Je
snapt het wel - dat er mensen zijn die hier iedere dag even willen kijken hoe
het is met de wereld en de luchten. Die even op een bankje gaan zitten en
tevreden achterover leunen, de armen breeduit over de leuning. Ook op
zondag, ook als er een stevige bries staat.
Dan
(zondag, bries) heb je vanaf zo’n bankje ook mooi uitzicht over het strand.
Langs de waterlijn telt het precies 110 passen. Vanaf de waterlijn tot de dijk
zijn het er 65. Dat wil zeggen: bij vloed. Bij eb is het strand groter, dan
raak je vanaf de dijk zeker de tel kwijt voor je bij de zee bent. Dan krijg je
trouwens ook smerige voeten want het zand maakt al gauw plaats voor onbestemd
groezelig grijs. Blubberzand is het.
Een
strand van bijna niks dus, in de oksel van een dijk en in de schaduw van een hotel
op poten en een kantoor met glazen snuit. Een strand zonder het gerucht van
Noordzeegolven en het gefluister van helmgras. Een strand dat zelfs niet naar
strand ruikt. Maar toch: een strand.
Kitesurfers
kunnen er best hun aanloopjes nemen. Vaders en moeders en kinderen kunnen er op
een handdoek zitten. Jongens en meisjes kunnen er hun jongensenmeisjesdingen
doen. En dan passen er zelfs nog een vlieger en een zandkasteel bij.
En
dan (uitzicht, bankje) begrijp je best dat er mensen zijn die wel iets méér
zouden willen.
‘Een
zeebad voor de kust moet van Delfzijl dé toeristische trekpleister van
Noord-Groningen maken’. Zo staat het in de krant. Omdat er iets in een
gemeentelijke notitie staat. De Korte Startnotitie Toerisme om precies
te zijn. De vraag hoe de gemeente nóg aantrekkelijker kan worden voor
toeristen, daar gaat ie over. Er zijn kaders, er zijn voorstellen, nu moet een
raad zich buigen. Zo gaat dat.
Korte
inhoud: ‘U wordt voorgesteld de startnotitie toerisme als richtinggevend
document vast te stellen.’ Zo wil de brief van het College aan de Raad. En dat
wat er uiteindelijk gaat gebeuren zal af hangen ‘van de beperkte financiële
middelen en de afwegingen die moeten worden gemaakt, onder andere in samenhang
met andere beleidsterreinen.’ Natuurlijk, ook dat gaat zo.
Er
zijn er in de raad al die het helemaal voor zich zien. Ze zeggen het in de
krant. ‘Wat wij willen is een zeebad waarbij je eb en vloed buitenspel zet. Je
zet een deel af en je maakt een sluisje. Zo kun je de waterstand in het bad
regelen.’ De strekdammen verlengen en met elkaar verbinden, extra zand erin.
Dat is het idee. ‘Met 4,5 ton ben je klaar.’
In
de luchten boven bankje, dijk en strand tekent zich de toekomst af.
Dan
ook nog even over gisteren. In het tunneltje over de loopplank naar het
Eemshotel hangen foto’s. Hoe er in juli 1904 een zeebad werd geopend voor
jongens en mannen, en in 1905, keurig gescheiden, tevens voor vrouwen. Net
Scheveningen in het klein zie je, een drukte van belang. Mevrouwen in lange
jurken, parapluutjes tegen de zon. Mannen in het gras, hoedjes van stro.
Kniekousen, jurken met linten, vlonders en steigers van hout.
Dan
maakt de tijd een sprongetje en vallen er woorden als industrialisatie en
havenkanaal en staat er Eemshaven. ‘Strand werd opgeofferd voor vooruitgang op
ander gebied.’
Oude
foto’s zijn het. Er staan luchten op maar geen wolken.
-----
Toekomst met zeebad verscheen op papier in het tijdschrift
Noorderbreedte [3/2011].
Het was de derde aflevering in de rubriek Marsman Ziet Toekomst.
De fotografie werd
verzorgd door Marieke Kijk in de Vegte.