Nu snap je het wel. Nu je vanuit het dorp de
Vaart Oostzijde bent ingeslagen en langs een, twee, drie huizen en het werfje
van Brands naar de Loopstertil bent gelopen waar die Vaart uitkomt op de Kromme
Raken. Nu je op dat bruggetje even stil hebt gestaan om uit te kijken over de
klei die als een tapijt tot aan de horizon ligt uitgerold, en je na de scherpe
bocht naar links verder bent gelopen langs water dat nu dus de Kromme Raken
heet. Tot hier en nu.
Hier en nu, waar het weggetje uitkomt op het
betonnen erf van een boerderij om zich aan de andere kant van dat erf voort te
zetten als fiets- en wandelpad.
Een kwartier heb je er over gedaan. Of twintig
minuten of een half uur. Vlugger of langzamer: het verschil tussen wind tegen
en wind mee, tussen met hond of zonder hond. Tussen een beetje kijken en beter
kijken. Maar dat is het punt niet.
Hier en nu, dat is het punt. Links het weggetje waarlangs je gekomen bent, rechts
het fietspad, achter je het boerenerf. En voor je: het rimpelloze water van de
Kromme Raken.
Hoe breed zou het zijn? Metertje of zes,
zeven? Tien? Nee, daar kom je niet zo maar overheen.
Aan de overkant: akker. Achter die
onbereikbare akker: Warfhuizen, daar waar je vandaan gekomen bent.
Nu snap je het dus wel. En omdat je het gezien
hebt op televisie weet je: nu moet ik dus kiezen.
Dezelfde weg terug maar dan in omgekeerde
richting?
Of toch verder gaan over het fietspad? Verder
langs de Kromme Raken dus en naar het bos Abelstok, dat eigenlijk geen bos is
maar een afgedankte appelboomgaard. Vandaar naar het gemaal Abelstok. Daar
linksaf en verder over het fietspad langs de rumoerige N361, wat geen pretje
is. Dan weer linksaf, de Warfhuisterweg op, twee kilometer berm want geen
fietspad, wat al helemaal geen pretje is. Minstens een uur. Anderhalf uur.
Misschien wel twee (wind, hond, kijken).
Oftewel: kiezen tussen een ommetje dat geen
ommetje is en een ommetje dat een fikse wandeling is.
Dus ja, nu kun je je wel voorstellen dat zij
van Dorpsbelangen Warfhuizen hier ter hoogte van dit erf wel iets over de
Kromme Raken zouden willen zien. Een bruggetje bijvoorbeeld. Of een
kabelpontje. Dan zou je zo aan de overkant zijn. En aan die overkant natuurlijk
graag een pad door het weiland. Logisch, dan zou je zo weer terug zijn in het
dorp. (Logisch, voor zo’n wens hebben ze wel aandacht bij de regionale tv.)
Voor de camera heeft de meneer van
Dorpsbelangen trouwens uitgelegd dat er lang geleden wél een pad door de akker
liep. Maar toen: ruilverkaveling. Het pad werd boerenland. Jammer, en probleem.
Want boeren willen hier geen vreemdelingen op hun land, zei de meneer. Dat
klonk een beetje neerbuigend uit zijn mond. Rare boeren toch. Maar
misschien heb ik me daarin vergist. Of heeft hij het zo niet bedoeld.
Waartussen zich hier en nu de gedachte wringt
dat je die boeren toch ook wel kunt snappen? Die denken aan ongenode gasten en
valse honden. Aan struikelpartijen of een hartaanvalletje. Aan hopeloos in de
klei verstrikte ambulances. Kortom, die boeren denken aan voorspelbaar
onvoorspelbaar ongemak. En wie is dan weer verantwoordelijk? Wie krijgt dan de
schuld? Heb je dát weer. Als boer zijnde, zegmaar.
Als je het opzoekt blijkt de wens van brug of
pontje trouwens het restant van een ander en veel grootser plan.
Iets met een stimuleringsbudget vitale dorpen,
geld voor leuke plannen. Warfhuizen dacht: ons oude ommetje terug. Plan!
Warfhuizen dacht daarbij ook aan zitbankjes met elektronica, opdat middels het
mobieltje informatie en verhalen te beluisteren zouden zijn ‘voor een andere,
unieke ervaring’. Warfhuizen dacht tevens aan een openluchttheater
annex picknickplaats met oog op sterren kijken in augustus, een
Kerstnachtwandeling met levende kerststal, een zomeravondtheatervoorstelling. ‘Echt,
de horizon bij Warfhuizen is altijd breder.’
Het plan werd afgewezen, helaas. Hetgeen aan
de diep gekoesterde wens uiteraard niets veranderde.
Wordt het trouwens een pontje, dan moet het
wel een kleintje zijn anders kan er hier geen bootje meer door. Zo breed is de
Kromme Raken nu ook weer niet.
Voor het overige: dit alles in de eerste weken
van het jaar onder een eindeloos onbeweeglijke loden stolp. Dagen van grijs,
grijzer grijs, licht donkergrijs, donker lichtgrijs. Dagen waarop de ochtend
als de middag is en alles, zelfs de regen, onophoudelijk lijkt stil te staan.
Ver weg en dichtbij, bedoeling en uitkomst, gelijk en ongelijk, verzinsel en
waarheid - probeer het dan allemaal maar eens uit elkaar te houden.
Al bleef het in die dagen vooralsnog een
zachte winter. Langs het modderige kronkelpad door Abelstok, waar de bomen
begroeid zijn met herfstmos en de bodem bezaaid ligt met rottende appels,
toonde zich een voorbarig bloeiend elzentakje.
------------
Ommetje verscheen op
papier in het tijdschrift Noorderbreedte [1/2013]
Het was de eerste aflevering in de rubriek Nu
dit weer.
De fotografie werd verzorgd door Marieke Kijk
in de Vegte.