Of ze eigenlijk wel fotograaf is? Gekke vraag.
Natuurlijk is ze fotograaf. Ook al kijkt ze niet door een lens en wacht ze niet
op dat ene, beslissende moment waar fotografen zo graag op zeggen te wachten.
Ook al drukt ze niet op een knopje.
Een fotograaf kijkt. En dat doet ze, kijken.
In haar geval: naar hoe de ruimte zich laat
omzetten in het platte vlak van een afdruk die straks de indruk moet wekken een
ruimte te zijn. Eentje waar je met je ogen in kunt stappen.
Wat die ruimte betreft: de Waddenkust in de buurt
van Wierum en Paessens en Moddergat. Wat dat platte vlak betreft: een handvol,
zwart-wit, op papier, pakweg zeventig bij negentig centimeter.
Zo. Dat is duidelijk.
Nu hoeven Corine Hörmann en ik het hier alleen nog
maar te hebben over dat omzetten. Hier, op de dijk bij Wierum waar een barse
wind ons de kou in de botten jaagt.
Uitleg?
Een stukje latoenkoper, zegt ze. En dan een boortje
van 0,3 millimeter voor een gaatje van 0,3 millimeter. Het boortje houdt ze
vast, het stukje koper draait ze rond. Een minuut of vijf, je moet het niet
doen wanneer je verkouden bent.
Doosje lichtdicht afplakken met tape. Klaar:
gaatjescamera. Pinholecamera.
Wat mooi is: scherptediepte oneindig, geen
vertekening aan de randen. ‘Alles komt zo naar binnen.’
Wat bijzonder is: dat je wat zo naar binnen komt
met het gewone oog zó niet ziet. ‘Ja, dan heb je het over kijken.’
En verder: de afstand van gaatje tot negatief, die
bepaalt de beeldhoek. Zelf houdt ze van groothoek. Van weids. Wat in haar geval
dus betekent: een platte, ondiepe camera. Ze heeft er een stuk of acht. Je kunt
ze telkens weer opnieuw gebruiken.
Hoe groot zullen we ze noemen? Formaat kloek boek.
In Europa van Geert Mak bijvoorbeeld, maar dan lichter.
Vanuit de kwelder min of meer richting dijk
fotograferen, dat wil ze. Maar niet zomaar: de baan van de zon moet er op. Dus:
de tijd zelf. En waar de zon opkomt of ondergaat moet wat gebeuren. Iets met
die kerk daar of dat slibheuveltje hier, een boompartij die in de fik wordt
gezet of een hek in de schaduw. ‘Net niet te veel en net niet te weinig. Dan
heeft de ruimte een ankertje voor de ogen.’
Ze heeft er beide handen bij nodig. Daar vouwt ze
telkens een horizontaal trechtertje van dat ze even boven de camera houdt, de
polsen tegen elkaar. Ze kan er net tussendoor kijken. Beetje naar links, beetje
rechts, beetje omhoog of naar beneden. Pas dan zet ze de camera stevig vast. En
pas dán haalt ze het stukje tape voor het gaatje weg en begint de belichting.
Hoe lang? Een dag of twee.
Vier doen we deze middag. Twee bij Wierum, bijna in
het water. Twee bij Moddergat. Overmorgen haalt ze ze weer op.
Op iedere camera plakt ze een briefje met tekst en
uitleg.
Wilt u dit laten staan aub.
Haar handschrift is wat hoekig en kinderlijk. Dat
helpt. ‘Nu lijkt het net speelgoed.’
-----
Twee handen verscheen op papier in het tijdschrift Noorderbreedte [2/2015]
Het was de elfde aflevering in de rubriek Nu
dit weer.
Foto: Werkmanslust
De Waddenfoto’s van Corine Hörmann maakten onderdeel
uit van de groepstentoonstelling ‘Improvisaties op Wind, Water en Wad’ die van
29 mei t/m 13 september 2015 te zien was in Museum Belvédère, Heerenveen
(Oranjewoud).