De fotograaf legt uit:
Er rijden in en rond
Amsterdam twee ambulancediensten: die van de GGD en die van de VZA(Verenigd
Ziekenvervoer Amsterdam). Samen beschikken ze over zeventig ambulances. Pakweg
zestig zijn gestationeerd in de stad. Hoeveel precies, dat hangt ervan af hoe
groot je Amsterdam rekent. Voor de GGD bijvoorbeeld bestaat Amsterdam uit de
gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Diemen en delen van Uithoorn, Ouder-Amstel
en Aalsmeer – al met al zo’n negenhonderdduizend mensen.
Er zijn – stad en
omstreken – negen ambulanceposten. Jaarlijks aantal ritten: zo’n
negentigduizend. Het exacte aantal is opnieuw afhankelijk van de lijntjes op de
kaart.
In de praktijk spelen die lijnen geen rol. Hulp is hulp. Voor het overige: vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week. [*]
In de praktijk spelen die lijnen geen rol. Hulp is hulp. Voor het overige: vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week. [*]
De ritten worden verdeeld
vanuit de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA). Verreweg de meeste telefoontjes
komen binnen via het alarmnummer, in de volksmond: 112.
De telefonist stelt de
vragen. Wie? Waar precies? Wat is er precies gebeurd? Hoe reageert uw man, uw
vrouw, uw zoon, de man, de vrouw, het meisje? Ogen, bloed, beweging, adem?
Al naar gelang de
antwoorden volgt de beslissing: ‘spoedvervoer’, met sirene en zwaailicht, of
‘urgent vervoer’, oftewel acuut transport naar medische instelling maar zonder
zwaailicht en sirene. In vaktermen: A1 of A2. Dan zijn er wettelijke regeltjes:
in het eerste geval moet de ambulance binnen een kwartier ter plekke zijn, in
het tweede geval binnen een halfuur. Wat, hoe gek of het ook klinkt voor zo’n
volgepropte en smalbestrate stad als Amsterdam, vrijwel altijd lukt.
Voor het overige: bij
twijfel, twijfel niet. A1 dus.
Straatongevallen krijgen
standaard code A1. Ook standaard: van de trap gevallen kinderen gaan onder
zwaailicht en sirene naar het ziekenhuis.
Behalve A1 en A2 is er
nog B: besteld ambulancevervoer – het alweer enigszins opgeknapte verkeersslachtoffer
naar de revalidatiekliniek, de bejaarde naar huis, de andere bejaarde naar het
verzorgingstehuis.
De gesprekken met de CPA-telefonisten
zijn vaak haastig, angstig, machteloos. Soms zijn ze ronduit agressief – een
vorm van diezelfde paniek en machteloosheid.
Sommige gesprekken zijn
bitter.
Woensdagmiddag, 16.13 uur
Wat zegt u? In het
trapgat?
U hebt boodschappen
gedaan? Hoe lang was u onderweg? Een uur?
Kunt u uw man optillen en
losmaken, mevrouw?
Te zwaar?
Wat voor kleur heeft uw
man?
Hoe voelt hij aan? Warm?
Koud zegt u? Echt koud?
Het klinkt misschien erg naar voor u, mevrouw, maar ik denk dat u het maar zo
moet laten. Laat uw man maar hangen. Ik ben bang dat er weinig meer gedaan kan
worden. De politie en een ambulance zijn al naar u onderweg, zij zullen zich
over u en uw man ontfermen. Maar het is wel beter als u nu even aan de lijn
blijft tot zij er zijn. Hoe oud bent u mevrouw? Hebt u kinderen? Hebt u goed
contact met uw buren? Zijn zij thuis? Op de hoeveelste verdieping woont u? Werkt
de lift?
De telefonist beëindigt
het gesprek als aan de andere kant van de lijn een deurbel klinkt.
-----
Bij twijfel, twijfel niet verscheen op papier in het boek Willem Poelstra: 112* Ambulance Amsterdam.
Uitgave: Mets en Schilt, Amsterdam (2008)
De tekst werd geschreven op basis van diverse gesprekken met de fotograaf.
In het boek werden de fragmenten onder een andere titel en in een iets gewijzigde volgorde opgenomen.
In het boek werden de fragmenten onder een andere titel en in een iets gewijzigde volgorde opgenomen.
[* Cijfers en aantallen:
2008]