Tjibbe Hooghiemstra : The Reading of Space


Alles begint ergens, en zoals altijd is dat ergens anders.
Ergens, maar niet hetzelfde.
Anders, maar niet hier.

Zo zou het hier kunnen beginnen, aan de uiterste westkust van Ierland. In Baile na Sceilge. Je mag het ook Ballinskelligs noemen, het ligt er maar aan waar je vandaan komt.
Achter het raam van je atelier strekt zich de Atlantische Oceaan uit. Kijk je op van het papier, los van verf en tekenpen, dan doemen er twee vormen op. Ze worden ingelijst door het kozijn. Twee vormen achter glas. Nee: twee vormen óp het glas. Scariff  zou je de ene kunnen noemen, Deenish de andere.
Je kunt zeggen dat het eilanden zijn.
Daar kun je foto’s van maken. Twaalf dagen lang bijvoorbeeld, iedere dag om twaalf uur.
Een handvol seconden is genoeg om de wolken te zien verschuiven en de kleuren te laten verschieten van blauw naar zwart naar bruin naar grijs - de kleuren van het water, het land, de lucht.

Maakt het uit met wat voor camera je dat doet? Nee, dat maakt niet uit.
Het jaartal is 1999. Ben je iets op het spoor? Meer dan een vermoeden is het niet.
De foto’s gebruik je. Je combineert ze met verf en inkt, je maakt een boek.
Twelve x 12.00 staat er op het omslag.
In het boek staat een jaartal, 2003.

Is het daar begonnen? Toen?
Nee, misschien al eerder. In 1991, weer op reis, weer door Ierland. Daar waar je op het strand van het eiland Innisheer een curragh vindt. Je kunt ook zeggen: Inis Oírr, en: vissersbootje.
Het bootje is een verhaal - door een vader gebouwd voor een zoon, gebouwd voor de zee. De zee die niet veel later de zoon vasthoudt en enkel de boot terugwerpt op het land - een achteloos gebaar.
Van dat bootje maak je foto’s. Van de romp en de spanten, van de kieren gevuld met teer. Een ding van niks is het, die curragh. Te klein voor die grote oceaan.
Hoe kun je dat laten zien? Of beter: hoe kun je die gedachte duidelijk maken zónder het bootje te laten zien?
Raar ding eigenlijk, een fotocamera. Wat hij vastlegt, geeft hij ongevraagd de suggestie van afmetingen mee. Maar wat klein is, kan groot zijn. En omgekeerd kan ook.

Poem for Eire, noem je nu het boek waarin je die foto’s gebruikt, weer met verf, weer met inkt.
Dan is het al 1992.


Of op een bankje aan de havenkade. Een kade in Fowey bijvoorbeeld. In Cornwall, daar zit je nu: 2010, het voorjaar is nauwelijks begonnen.
Nog even en er komt een mevrouw naast je zitten. Such a lovely view. Je kunt het alleen maar beamen. 
Ze ziet het wel aan je kleding en de trekken van je gezicht, aan de manier waarop je om je heen kijkt: je bent niet van hier. Dus wie ben je? Wat doe je, waar kom je vandaan?
Je antwoordt dat je zeeman bent. Dat je gisteren uit Emden bent vertrokken en morgen naar Finland vaart. Dat je schip de Wisaforest heet, dat de kapitein in zijn vrije tijd graag piano speelt. 
Over kunst zwijg je. De woorden verf en schilder en camera zullen niet vallen.
Omdat je ooit, een jongetje nog, niets mooier leek dan te kunnen zeggen zeeman te zijn. Omdat je later, een jongen al, je nog hebt aangemeld bij de Zeevaartschool. Waar je niet naartoe gaat omdat je naar de kunstacademie zult gaan.
Omdat je hier op dat bankje in Fowey het gevoel hebt helemaal opnieuw begonnen te zijn.
A lovely view indeed.

Maar evengoed kan het hier beginnen, oog in oog met de verfstreken van Wigerus Vitringa. Het moment waarop je ontdekt dat iedere zee bij die Vitringa - Fries, geroemd zeeschilder, een leven tussen de jaartallen 1657 en 1725 - een dode structuur is. Een zee die nergens de indruk oproept, laat staan het gevoel geeft, water te zijn. Een zee zonder wind, zonder geluid, zonder licht. Een zee die nergens warm of koud is. Nergens nat. Bikkelhard.
Beginnen dus bij de gedachte dat wie bij Vitringa overboord valt, bloederig te pletter zal slaan? 
Of bij de vraag hoe die verfzee tot leven te wekken?

Nee, bij de ontdekking dat de camera dat kan, de lens op slechts een fractie van het doek. Zodat het ineens lijkt alsof die zee een zee is waarin je kunt zwemmen - de Zee van Vitringa. Ook al weet niemand waar die is. Want immers: er is geen schilderij te zien, laat staan een zee te bekennen. 
Op het moment dus waarop je ontdekt dat een foto iets teweeg kan brengen zonder dat herkenbaar is wat er gefotografeerd is.  
Hier weer, in Petworth House, waar je diezelfde camera op de huid zet van William Turners Ships Bearing up for Anchorage. Van rond 1800 is dat schilderij. Je kunt het daar in West Sussex bewonderen zoals het is, zonder glas ervoor. Twee seconden hou je de lens open en zuig je twee honderd jaar oud licht naar binnen. 

Vrijwel wit wordt de foto. 
Wie niet beter weet zou zeggen: het is een foto van niets.

Niets - wat ook een begin is.
Nu je onderweg bent van Fowey naar Finland en van een nauwelijks begonnen voorjaar verzeild bent geraakt in een hardnekkige winter. 
Nu het schip muurvast ligt in het ijs en al wat je hoort stilte is - een stilte waarin zelfs het kraken van ijs en staal en het zingen van wind langs kabel en mast moeiteloos verdwijnt, zoals het licht van de boordlampen verdampt in de duisternis.
Nu je in het aardedonker op het achterdek van de Wisaforest staat, en boven je een hemel ziet die bezaaid is met sterren groter dan de aarde en toch niet groter dan een korrel zand - alles en niets tegelijk. 
Nu je vanaf dat achterdek naar beneden in de ijszee staart en ook daar de kosmos ontdekt.
En in die stilte en duisternis - de gedachte dat je iets hebt gevonden: geen houvast. 


(Eenmaal thuis, zeeman af, raak je keer op keer de tel kwijt in de sterrenhemel die een ijszee is. Je denkt aan astronauten die kijken naar de stip die aarde heet om straks te landen in de Zee van Vitringa. Ze kunnen de ruimte niet meten, hooguit met hun ogen lezen.)

Maar zeker is ook dit begin niet.

Al was het maar omdat het nu het eenmaal gevonden is, ook elders en anders is aan te wijzen - in de schilderijen en tekeningen en foto’s die er al zijn en waarin van lijn en vorm een ruimte is gemaakt maakte zonder dat je ooit kunt zeggen: boom, huis, schip, eiland, horizon. (Zonder dat je ooit kunt zeggen: mens.)

Schilderijen en tekeningen en foto’s waarin dat wat je even denkt te herkennen verkruimelt zodra je er een woord aan vastgeplakt.
Waarin lijnen over het papier lijken te kruipen en kleuren kunnen verschieten van blauw naar zwart naar bruin naar grijs. Waarin vorm vormeloos is - een ruimte op papier die in het hoofd van wie zich erin begeeft eindeloos wordt.

Een ruimte waarin alles begint zonder aanvang.


---------

Tekstbijdrage aan het boek The Reading of Space van Tjibbe Hooghiemstra.
Verschenen bij Uitgeverij Waanders & de Kunst, Zwolle. (96 pag., 75 ill., prijs: 24,95)

De expositie is te zien van 2 juli t/m 30 oktober in het Fries Museum, Leeuwarden.