[Over Down Town, openingsexpositie van het Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]
Down Town heet de openingstentoonstelling van het Nederlands Foto Instituut in Rotterdam, die, schrijft de catalogus-krant, gaat over 'het fascinerende, verleidelijke, gevaarlijke, decadente en bizarre leven in de moderne stad'.
Die woorden maken direct duidelijk dat veel stadsleven buiten beeld zal blijven. Bij 'Down town' wandelt geen ouder achter een kinderwagen en valt geen arbeider of ambtenaar te bekennen. Het is vooral rumoer dat je te zien krijgt en of dat alledaags of 'gewoon' is hangt af van wat je gewend bent.
De moderne stad die wordt getoond is een denkbeeldige stad, samengesteld uit het werk van 18 Nederlandse en buitenlandse fotografen. Eigenlijk bestaat de tentoonstelling uit even zoveel individuele tentoonstellingen, en daaraan zal het wel liggen dat de stad zelf, als decor waartegen het leven zich afspeelt, vooral een suggestie blijft.
De stad wordt nog het best zichtbaar in het werk van de Japanse fotograaf Osanu Kanemura, wiens foto's filmisch aaneen geregen zijn, zonder passepartout of lijst. Het is een kakofonie van uithangborden, verkeerstekens en andere visuele drukte. Het effect wordt nog eens versterkt door een consequent scheefgehouden camera waardoor je evenwichtsgevoel danig verstoord raakt. Mensen komen op zijn foto's niet voor, maar hun aanwezigheid is voelbaar, zelfs bijna hoorbaar. Ongetwijfeld zullen ze eruit zien als de mensen in de foto's van Raymonde April (Canada). Zij isoleert individuen in een menigte om die foto's vervolgens bijna levensgroot af te drukken op lappen canvas. De textuur van dat materiaal maakt haar foto's groezelig, de zwarte en grove korrel doet denken aan die van oude krantefoto's. Het werk suggereert zowel de massa als de anonimiteit van het individu. Zelfs als de mensen op haar foto's in de camera kijken, lijken ze afwezig.
In de onderlinge omgang tussen de stadsbewoners voert seks de boventoon. Seks ligt er duimendik bovenop in de foto's van Nan Goldin, van wie een keuze te zien is uit 'The Other Side', haar tegenvallende serie over travestieten en transsexuelen. Het is te koop in Philip-Lorca DiCorcia's (Verenigde Staten) geënsceneerde en nadrukkelijk onnatuurlijk gekleurde portretten van mannelijke prostituées (het bedrag dat hij betaalde als 'klant' staat er bij: Het schommelt rond de $ 25). Het neemt de gedaante aan van een belofte in Gerard Wessels overdonderende zwart-wit portretten van jongeren, die in het teken staan van drank, dope en disco. Soms is het anoniem en zakelijk, als in de even lege als klamme peeskamer-interieurs van Bart Sorgedrager, soms is het ongewild als in de foto's die Aithne Grayson (Groot-Brittannië) maakte van plekken waar kortgeleden een verkrachting heeft plaatsgevonden. Benauwend alledaagse lokaties zijn het: een parkeerplaats, een plantsoen, een straathoek. Zelfs zonder de voorkennis van de feiten is de sfeer in haar foto's onmiskenbaar dreigend.
Naast seks is ook geweld onlosmakkelijk verbonden met het leven in de metropool. Het heeft een terloopse vanzelfsprekendheid in het werk van wijlen Peter Martens en van de Amerikaan Andrew Savulich, die als een hedendaagse Weegee voor de New York Daily News de straten afschuimt: een fietskoerier wordt in elkaar geramd door automobilisten, er wordt een lijk uit de East River gevist, er wordt een vader gearresteerd voor de moord op zijn kind. 'Urban realities' is de veelbetekenende titel van zijn serie. Waar het toe leidt, laat Eugene Richards zien in zijn reportage over het Denver General Hospital. 'The Knife & Gun Club' wordt het ziekenhuis niet voor niets genoemd.
Aan de andere kant van de maatschappelijke ladder fotograferen de Zwitser Hugues de Wurstemberger en Larry Fink (VS) - de één achter de schermen van de Parijse modeshows, de ander op trendy parties in Los Angeles. Hun foto's zijn even gestileerd als de plekken waar ze gemaakt zijn. Alles draait om het betekenisvolle detail: een hand, een oogopslag, een vluchtige kus. Het geweld heeft plaatsgemaakt voor onmiskenbare decadentie, die tot het uiterste wordt gevoerd door Chris Steele-Perkins. Op zijn foto's oogt het vermaak van de Engelse upper class zo ranzig als fish and chips.
De indrukwekkendste bijdrage aan de tentoonstelling leverde de Amerikaan Ken Schles. Het is documentair werk, met een sterk persoonlijk karakter. Zijn rauwe, grove en vaak letterlijk bewogen foto's vertonen een stuitende slonzigheid: een vluggertje tussen het afval op de binnenplaats, waslijnen in de keuken, volle asbakken en lege flessen. Schles' foto van een vrouw met een van pijn en wanhoop vertrokken gezicht zittend op een toilet, is een beeld dat je niet snel kwijt raakt.
Down Town doet geen uitspraak over 'the state of the art'. Het is een tentoonstelling zonder diepere bedoelingen, zonder enige pretentie van volledigheid. Er is gewinkeld in het warenhuis van de fotografie en het pleit het voor samenstellers Frits Gierstberg en Adriaan Monshouwer dat ze het hebben aangedurfd zich in hun eerste presentatie niet te richten op het nieuwste van het nieuwste. Het is de kwaliteit die telt en daarvan geven ze blijk voldoende te kunnen leveren. [in: NRC Handelsblad, 20apr1994]